Mijn zoontje is pas vier geworden en we hebben een gesprek op de bank. Hij heeft, voor zijn leeftijd, bovengemiddelde interesse voor andere landen. Hij kan op de kaart een groot aantal landen aanwijzen en heeft over veel landen nog wat extra’s te vertellen. Italië is de laars. Zijn oom woont in Spanje, net als Sinterklaas. Zijn opa woont in Portugal, net als de heks. Mickey Mouse woont in Amerika, Boeddah in Hong Kong (of zoals hij zegt Hom Kom). Op zich is die belangstelling voor andere landen niet zo gek. Dat is een combinatie van een genendingetje van Papa én Mama en het feit dat we hem in zijn vierjarig bestaan al de halve wereld over gezeuld hebben. Paplepelwerk.
Het gesprek met hem krijgt een wending, zoals dat zo vaak gaat met kleuters. Hij heeft het over vakantie, want hij wil wel weer eens met het vliegtuig. ‘Waar wil je dan naartoe?’ vraag ik. ‘Naar IJsland!’ zegt hij vastbesloten. Mijn trots groeit. IJsland, ben ik zelf nog nooit geweest en je kunt nu wel duidelijk zien dat hij een zoon van mij is. Buiten de gebaande paden, geen massatoerist. Hij zoekt een aparte bestemming. Waarom zou hij naar IJsland willen? De natuur? de geisers? Blue Lagoon? Het onbekende?.
Ik besluit het hem te vragen…Zijn antwoord is niet zo avontuurlijk als ik had gehoopt…Hij denkt namelijk dat ze in IJsland heeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeel veeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeel ijsjes hebben. Toch een genendingetje, maar dan van zijn oma
Ik besluit het hem te vragen…Zijn antwoord is niet zo avontuurlijk als ik had gehoopt…Hij denkt namelijk dat ze in IJsland heeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeel veeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeel ijsjes hebben. Toch een genendingetje, maar dan van zijn oma