Hoewel ik steeds het gevoel heb dat het eind van de winter nu wel weer een beetje in zicht is, zegt de krant dat er er tóch weer een koudefront aankomt. Elfstedentocht? Ja of nee? is dan gelijk de vraag die opdoemt. Ik heb één keer redelijk bewust een Elfstedentocht meegemaakt en eerlijk is eerlijk: nooit meer!
3 januari 1997, 12 uur ’s middags
Mijn vader belt vanaf zijn werk naar huis: ‘Zorg dat je alles binnen een paar uur in orde hebt, want we vertrekken vanavond naar Friesland. We gaan naar de Elfstedentocht, want dat schijnt een enorm spektakel te zijn!’
Vanaf dat moment moesten mijn broertje en ik van onze moeder onze voetbaltassen uitmesten die al vanaf voor de winterstop volzaten met vieze schoenen en beschimmelde handdoeken. Mijn moeder vulde de voetbaltassen met warme kleding. In dit geval was het meer lukraak sjaals, wanten en mutsen vanuit de schuur in onze tassen proppen. Warme truien en oude hardloopbroeken van mijn vader erbij.
Mijn broertje en ik waren aan het schaatsen toen we halsoverkop van het ijs getrokken werden, want mijn vader moest en zou vanavond nog naar Friesland rijden. Waar we zouden slapen wisten we niet. Internet bestond nog niet, althans wij hadden er nog nooit van gehoord.
Volgens mijn vader waren er overal ter wereld hotels, dus vast ook in Friesland. Met een auto vol sjaals en mutsen reden we richting Friesland.
We waren natuurlijk niet de enigen met dit idee, heel Nederland toog naar Friesland en dat zorgde ervoor dat we ná knooppunt Hoevelaken de file inreden (linksaf). Waarschijnlijk had er sinds 1986 geen file meer gestaan in deze provincie en zou het minimaal tot 2013 duren voordat er ooit weer een file zou komen in dit koude stukje Nederland. Na een lange tocht aangekomen in Leeuwarden. Hotels vol. Natuurlijk waren alle hotels vol! Heel Nederland zat in Friesland. Maar Leeuwarden was de startplaats. Dus we zochten ons heil een plaatsje verderop! VOL! Weer een stad verderop. Vol! Vol, Vol, Vol. We besloten verder terug naar het zuiden te rijden. Verder van Leeuwarden, maar misschien toch nog een plaatsje vrij. Heerenveen. VOL! We kregen het idee om bij een boer in een stal te slapen. Mijn broertje in een kribbe met stro! We zouden het nog bij één hotel proberen. Vol! ‘Maar’ zeiden ze ‘er is bij het hotel in Oranjewald een annulering’.
We hadden een kamer, kostte bijna 300 gulden, maar dan had je ook wat. Een tweepersoonskamer met twee veldbedden erbij geplaatst. Wel met ontbijt. Dat dan weer wel!
Omdat het al zo laat was en alle restaurants in Friesland al om acht uur sluiten, waren we aangewezen op de enige snackbar in Heerenveen. Tegelijkertijd ook de hangplek of uitgaansplek voor de plaatselijke jeugd. Daar aten wij patat en een ham-kaassouflé. Ham-kaassouflees was erg hip in die tijd. Een delicatesse. Vooral in Friesland.
Tegenwoordig moet je goed zoeken als je een ham-kaassouflé wilt eten, maar dat kan ook liggen aan het feit dat ik weinig in een snackbar kom.
4 januari 1997 vroeg in de ochtend
Vroeg opgestaan om om zeven uur de trein naar Leeuwarden te pakken. Althans, dat was het plan. Uiteindelijk liepen we iets voor achten het station van Heerenveen binnen. Dik ingepakt. Mijn broertje wilde in eerste instantie geen extra trui aantrekken. Hij wilde eigenlijk gewoon zijn standaard kleding aan: een Feyenoordtrainingspak,
een Feyenoordjas en Feyenoord sokken. Tegen de kou had hij een Feyenoordmuts en een Feyenoordsjaal aangetrokken. Verder maakte het hem niet veel uit. Onder protest trok hij ook nog maar een normale trui aan onder zijn trainingspak.
Ik had de keuze uit twee paar schoenen; warme schoenen waar ik vrijwel nooit op had gelopen én niet zulke warme schoenen die al helemaal ingelopen waren.
Omdat ik dacht dat er veel gelopen zou worden, koos ik voor de laatste variant; koude voeten, maar wel lekker lopen.
Voor het loket stond een lange rij. Mijn broertje was nog klein in die tijd, had een Feyenoord-outfit aan én zag wel iets in Oud-Rotterdams voordringen.
De kaartjes kostten meer dan honderd gulden, máár dan mocht je wel heel de dag gratis met trein en bus reizen. Achteraf stom dat we ze gekocht hebben. De trein was overvol en al zouden ze willen controleren. Dat lukte die dag echt niet.
We zaten als sardines in een blikje en dat zou niet voor het laatst zijn die dag.
Aangekomen in Leeuwarden wilden we kijken bij de start. Er kwamen allemaal hardlopende schaatsers aan, voor de rest was het er heel druk en er was weinig te beleven. Dan maar het hele stuk teruglopen naar het station (een klein uurtje). Ik was blij dat ik mijn lekkere schoenen had aangetrokken. Toen nog wel!
Terug bij het station. We wilden een bus pakken, want we hadden immers heel de dag ‘vrij’ reizen. Natuurlijk waren we niet de enige met het idee en we hebben toen op aanraden van een paar mensen de bus naar Bartelehiem genomen. Bartelehiem moest geweldig zijn. Je had daar een bruggetje waar je op kon staan én (niet geheel onbelangrijk), de schaatsers kwamen daar twee keer langs.
Weer als Sardines, maar nu in de bus. Gelukkig wel gecontroleerd, anders hadden we de dagkaarten voor niets gekocht. Na een half uurtje opgevouwen te hebben gezeten, zagen we Bartelehiem in de verte opdoemen.
Bartelehiem bruist niet bepaald. Die dag misschien wel, maar de rest van het bestaan zijn het gewoon vier huizen, één brug en een hoop weiland waar ze het bord Bartelehiem hebben gepland. Nu hadden de Bartelehiemers er twee partytenten bijgezet én een dwijlorkest. De warme chocomel en de erwtensoep waren al op voordat we aankwamen.
Het schaatsen kijken was voor de rest veel wachten. Een beetje zoals mensen op de Tour de France wachten, maar dan bij min twintig met je voeten in de sneeuw in een open weiland. Dan heb je weinig aan goed lopende schoenen kan ik je vertellen. Lang wachten op een paar schaatsers die als een speer voorbij schieten. Gelukkig kwamen ze twee keer langs Bartelehiem. Dus dat betekende nóg een keer lang wachten in de kou tot ze weer voorbij kwamen. Gelukkig werden we in de tussentijd nog een beetje vermaakt door twee streakers op het ijs. Twee jongens schijnen het geweest te zijn, maar dat hebben we zelf niet met het blote oog kunnen waarnemen.
Toen de hele kopploeg voorbij was, hadden we het zo koud dat we geen zin meer hadden om te wachten op de recreatierijders. Het liefst waren we de eerste de beste kroeg ingedoken. Bartelehiem heeft geen kroeg. Alleen maar vier huizen, een brug en een hoop weiland.
We kwamen op het lumineuze idee om de bus terug naar Leeuwarden te pakken. We waren inmiddels zo verkleumd dat we met liefde al sardines in een bus zouden staan. Al was het alleen maar om een beetje warm te worden van alle vieze mensen die ook in de bus stonden.
Bij de bushalte aangekomen, zagen we dat nog minimaal duizend mensen hetzelfde idee hadden. Extra bussen reden die dag niet. Er kwam gewoon een bus volgens de dienstregeling. Bovendien was het zaterdag en dat betekende gewoon dat er één bus in het uur reed in Bartelehiem, die vaak niet eens stopte.
Niemand die in die vier huizen woonde, ging graag met de bus.
De helft van de’ buswachters’ besloot dan maar naar Leeuwarden te gaan lopen. Over het ijs. Inmiddels was het flink gaan sneeuwen en ik weigerde over het ijs te lopen met mijn ‘niet zo warme schoenen’. In plaats van naar Leeuwarden te lopen besloten we juist de andere kant op te gaan.
Daar liepen we dan. In het midden van nergens, weilanden, sneeuw. Met zijn vieren. Niets te eten. Niets te drinken. Eén extra trui onder je Feyenoordpak. Min twintig, harde wind. Snijdende kou.
We hoopten dat we een restaurant zouden tegenkomen, een kroeg of desnoods een snackbar voor een lekkere ham-kaassouflé. Met een telefooncel (die bestonden in die tijd nog) hadden we ook al gelukkig geweest.
Na een uur lopen, kwam in de verte een taxi ons tegemoet rijden. We probeerden hem aan te houden. Helaas was hij al bezet, maar het was wel even fijn toen de taxichauffeur zijn raam opendraaide en de warmte uit zijn auto voor heel even tegen ons gezicht naar buiten kwam.
De taxichauffeur zou proberen een collega op te roepen, maar het was erg druk zei hij. Anders zou hij zelf terugkomen, maar dat zou nog wel even duren.
Gelukkig had mijn moeder haar hele tas volgegooid met alle mutsen sjaals en handschoenen die erin pasten, dus we hadden ons al flink ingepakt, wat maar weinig hielp.
Ook de gratis Unox-mutsen die werden uigedeeld, hadden we inmiddels met vier tegelijk over onze oren getrokken. Goelags in Siberië. Hongerwinter!
Na weer een half uurtje kwam er weer een taxi aanrijden die was ‘gereserveerd’.
‘Ja, door ons dus’ zeiden we. In eerste instantie geloofde de taxichauffeur ons niet, maar voor hij kon protesteren zaten we al in de taxi.
De kachel in de taxi ging op de hoogste stand en daardoor zaten we binnen de kortste keren te knikkebollen.
De taxichauffeur verbaasde zich dat mensen uit Rotterdam (hij had het snel door, vanwege mijn broers Feyenoord-outfit) naar de Elfstedentocht kwamen kijken. “Dat is toch helemaal niks voor jullie?”. Volgens hem konden alleen Friezen dat leuk vinden, omdat die normaal gesproken uit verveling om 9 uur ’s avonds op bed lagen.
Zelf vond hij er ook maar weinig aan, want hij kwam immers uit de grote stad Emmen. Suf luisterden we naar het radioverslag van de tocht. De eersten waren al gefinished voordat we in de taxi zaten.
“Ene Achmed heeft gewonnen” zei de taxichauffeur. Wij kenden alleen Erik Hulzebosch van TV en we hadden nog nooit een Turk op schaatsen gezien.
Achmed heette eigenlijk Henk Angenent en hij was geen Turk, maar gewoon een Nederlander. De Taxichauffeur was dat trouwens ook, een Nederlander. Dat vonden wij uniek voor een taxichauffeur.
Nadat we honderdnegentig gulden hadden afgetikt (ja speciaal tarief vandaag). Werden we in het centrum van Leeuwarden gedropt. Omdat we inmiddels behoorlijk ingekakt waren, besloten we een kroeg op te zoeken voor iets te drinken en te eten. We waren inmiddels zo opgewarmd dat we absoluut geen zin meer hadden om de kou in te gaan.
Iedereen was dronken van de Berenburg en wij zaten als dode vogeltjes in de kroeg.
Na een uur had ik het gevoel in mijn voeten weer een beetje teruggekregen en ik had daardoor het beste idee van de dag: “Zullen we gewoon lekker teruggaan naar het hotel?”
De tocht naar het station ging weer door de kou. De trein was weer ouderwets als Haringen in een Ton. Weer geen controle!
In Heerenveen zijn we naar de Chinees gegaan en we hebben het hele buffet leeggegeten. We hadden nog nooit zo lekker Chinees gegeten.
Ik ben er jaren later nog eens teruggeweest en vond die Chinees nooit meer zo lekker als die avond. Het zal wel aan de honger hebben gelegen.
In de hotelkamer hebben we de samenvatting van de Elfstedentocht op televisie gekeken. Dat is me zo goed bevallen dat mocht er ooit weer een tocht komen ik die weer op TV ga kijken. Met een schaaltje ham-kaassouflés. En mijn lekkere schoenen aan!