De kijkdoos

image

Zes jaar geleden……

Toen bekend werd dat ik een zoon kreeg, kwamen de eerste vragen. ” Wat als hij nou niet van voetbal houdt?”. Blijkbaar zien de meeste mensen mij als groot voetbalkenner en liefhebber die daar problemen mee heeft . ” Maakt mij niet uit”  antwoordde ik. ” Hij moet vooral doen wat hij leuk vindt, dat vind ik veel belangrijker”. Dat meen ik echt. Nog steeds.

Vraag twee liet niet lang op zich wachten: ” Wat als je zoon voor ajax wordt?”. “Kan niet”  antwoordde ik. ” Ja, maar het is toch mogelijk dat hij zich afzet tegen zijn ouders en dat hij het tegenovergestelde doet?” ” Nee, kan niet!”. Dat meen ik echt. Nog steeds.

Nu…….

Mijn zoontje is vijf en houdt niet van voetbal. Soms houdt hij de schijn op en komt naast me op de bank zitten als ik een wedstrijd zit te kijken. Hij denkt dat hij me ermee pleziert. Ik laat hem zitten. Ik vind het fijn als hij naast me op de bank zit. Ik probeer hem kort uit te leggen wat er gebeurt op het veld. Vijf minuten duurt het meestal, dan gaat hij weer iets doen wat hem wel interesseert: spelen op zijn Nintendo DS, knutselen, iets met dinosaurussen, buiten bij het klimrek spelen of hard rondjes fietsen op het pleintje achter het huis.

Hij doet het goed op zwemles en als het een beetje meezit, haalt hij voor de grote vakantie zijn b-diploma. Daarna wil hij op wedstrijdzwemmen zegt hij. Stiekem doet hij nu ook al wedstrijd met de andere kinderen op zwemles, alleen weten die andere kinderen dat niet.

Vorig jaar……

“Volgende week tegen Groningen kan ik niet” zegt mijn Feyenoordmaatje Thijs “Familieweekend”. Hij overhandigt me zijn seizoenskaart met een ik-kan-er-ook-niets-aan-doen-maar-ik-kom-er-niet-onderuit-gebaar. We hebben de stilzwijgende afspraak dat wanneer de ander is verhinderd, door een geboekte vakantie of andere calamiteiten, we de seizoenkaart aan elkaar geven om er iemand blij mee te maken.  “Neem die kleine van je anders mee” oppert hij. “Die vindt dat nog niet leuk, dus dat denk ik niet” zeg ik snel. Die week probeer ik zijn ticket te slijten binnen mijn kennissenkring. Het is koud die week en FC Groningen is blijkbaar geen aantrekkelijke tegenstander. Neefjes, buren, oud-klasgenoten, collega’s. Op vrijdag weet ik genoeg; ik ga niet verder bedelen.

Als ik op zondag om een uur of half een mijn schoenen aantrek, regent het buiten. ” Ik ga met de auto hoor” zeg ik tegen mijn vrouw ” De fiets is te koud nu”.” Gaat er nog iemand mee?” vraagt ze. “Nee, heb mijn best er niet meer zo voor gedaan”.
” Waar ga je heen papa? Naar voetbal?”. Blijkbaar herkent hij mijn outfit -zwarte jas met capuchon, zwarte pet en sneakers- wanneer ik naar De Kuip ga. Ik wissel een blik met mijn vrouw, ze knikt. ” Heb je zin om mee te gaan?” vraag ik hem. Hij knikt en is dolblij. Alles wat we samen doen vindt hij leuk.

Een half uur later staan we in cafe de Ara, het vaste verzamelpunt voor thuiswedstrijden. Midden in de bruine kroeg staat een ouderwetse gaskachel en mijn zoon staat er een meter vandaan om zich een beetje te warmen. Hij staart naar alle hoofden en benen. De muziek, elke week hetzelfde repertoire, staat een beetje te hard naar zijn zin. In zijn handen een flesje sinas met een rietje. Om de paar minuten buigt een volwassen man zich over hem. Allemaal bekenden van papa. Of hij het een beetje naar zijn zin heeft en of hij nog een sinas lust. Hij knikt twee keer ja. Thuis mag hij bijna nooit sinas drinken.
“Eerste keer?” vragen ze aan mij ” Eerste keer!”  bevestig ik. Ook tegen degene die het niet vragen, zeg ik dat het zijn ‘eerste keer’ is! Het levert hem veel extra sinas op. Iedereen vertelt nog even over hun ‘eerste keer’ en hoe bijzonder het is.

De wedstrijd begint. Het juichen, klappen en zingen bij de opkomst van de spelers is nog wel leuk. Er worden vliegtuigjes gegooid. Na vijf minuten moet hij plassen. Die sinas natuurlijk! Papa moet mee. Na het plassen vermaken we ons tien minuten met het zoeken en gooien van vliegtuigjes. Weer plassen. Draaien. Wiebelen. Vliegtuigjes. Koud. Doelpunt. Juichen. Eng. Rust. Warme chocomel. Zitten. Vliegtuigjes. Plassen. Draaien. Wiebelen. Poepen. Vliegtuigjes. Draaien. In de zeventigste minuut weet ik het. Dit valt niet meer te rekken. Wanneer we naar buiten lopen scoort Groningen de 1-1. Als we in de auto naar huis zitten horen we op de radio dat Pelle de 2-1 maakt.  Experiment niet geslaagd!

Een paar maanden geleden…..

Er is een onbelangrijke wedstrijd op televisie, ik kijk er met een half oog naar. Hij komt naast me zitten, hij heeft zijn Nintendo DS op schoot. ” Papa, kun je me helpen om deze draak te verslaan, het lukt mij niet” Aangezien ik zelf, in het verleden,  ook een flink aantal potjes Super Mario in de vingers heb zitten, help ik hem af en toe. Ook ik faal bij mijn poging. “Kankerdraak” zegt hij. Geschrokken kijk ik hem aan. ” Hoe kom jij aan dat woord? Dat mag je nooit meer zeggen”. ” Maar de broer van een jongen bij mij op school zegt dat ook” verdedigt hij zichzelf. Hij merkt dat ik het meen als ik zeg dat ik het nooit meer van hem wil horen.

Vorige week…..

Vlak voordat hij naar bed moet, speel ik nog even met hem op zijn kamer. Hij heeft een soort tafelvoetbalspel van Playmobil. Of ik een potje met hem wil spelen. “Ik ben Feyenoord” zegt hij trots, wetende dat hij mij daar een plezier mee doet. “Wie moet ik dan zijn?” vraag ik. “Jij bent ajax” zegt hij. Geschokken kijk ik hem aan. “Nee, dat ben ik niet! Hoe kom jij  aan dat woord?” Een jongen uit zijn klas waar hij wel eens mee speelde had tijdens het voetbal gezegd dat hij Feyenoord was en mijn zoon moest dan maar ajax zijn. “Jij mag van mij geen ajax zijn, hoor je dat goed?!” ” Maar die jongen zegt dat!” “Dan zeg je maar tegen die jongen dat je vader heel kwaad op jou wordt als jij ajax bent”. Hij merkt dat ik het meen als ik zeg dat ik dat ik het nooit meer van hem wil horen.

Vandaag…..

Ik zit op de bank naar schaatsen te kijken, hij komt naast me zitten met zijn DS. Blijkbaar lukt het weer niet met de draak. Hij gooit zijn DS in de hoek. Boos. “Zullen we knutselen?” vraagt hij. “We zouden nog een keer een kijkdoos maken”. Omdat het schaatsen verder niet zo boeiend is, ga ik met hem aan de slag. We duiken in de mand van de tijdschriften en hij kiest plaatjes uit die hij in zijn kijkdoos wil plakken. Het is gezellig en ik geef hem een beetje sinas. Hij is trots op het resultaat en hij is nog trotser als hij merkt dat ik trots op hem ben. We zijn op de goede weg. Dat meen ik echt……..nog steeds!

PS: Tijdens het schrijven van dit stukje, zag mijn jongste zoon (1 jaar) de kans om een rauw ei in de keuken kapot te gooien. Kon ik weer met schoonmaakdoekjes en Andy in de weer om het allemaal weer schoon te krijgen.

Geschreven voor vaders van zonen. In het bijzonder voor Hugo, die Feyenoordsupporter is en binnenkort een zoon krijgt!

5 gedachten over “De kijkdoos

  1. Op mijn derde begon mijn interesse voor voetbal. Deze werd hardgrondig de grond in geboord toen ik Ulrich van Gobbel ontmoette. Stel je voor, platte landsjongen van 3 jaar oud ziet voor het eerst een donkere man. En dan geen kleintje. Henk Fraiser heeft me nog uit staan dagen om duidelijk uit te leggen wat me “stoorde” aan Ulrich. Een van de minder trotse dagen van mijn moeder zeg maar.

    Na 4 jaar super mario kon ik alle spelers weer bij naam en had ik mijn Ullie-trauma verwerkt. Hij heeft me nog eens ontmoet en me een andere minder politiek-correcte gewoonte aan geleerd. Iets met springen. Nooit verleerd.

    Dus misschien over een paar jaar.

  2. Weer leuk geschreven Bob!!! Mijn dochters zijn ook weleens mee geweest naar een wedstrijd. Helemaal trots was ik, maar helaas duurt zo’n wedstrijd te lang voor de kindjes. Ach, misschien komt het nog wel.

Geef een reactie op Peggy Keller-Edel Reactie annuleren